Column Kameleon, biologen vereniging LBC Leiden, januari 2017
Afgelopen maand was ik, net als ieder jaar in december, te gast bij het IBL voor de cursus bio-ethiek. Als onderdeel van dit vak moeten alle tweedejaars studenten een actuele bio-ethische casus analyseren. Meestal is het even zoeken naar geschikte onderwerpen. Dit jaar was het vinden casussen geen probleem. De biologische wetenschap is in de ban van de CRISPR gene editing technologie. Of het nu gaat om het uitbannen van Malaria of Zika, of het resistent maken van kikkers tegen schimmels en de soort daarmee behoeden voor extinctie, met CRISPR kan het. In combinatie met gene drive biedt deze technologie mogelijkheden die tot voor kort SF-scenario’s waren. Fictie wordt realiteit. Nu kunnen wij als mens echt de evolutie gaan beïnvloeden. In de woorden van MIT onderzoeker Kevin Esvelt “there has never been a more powerful biological tool, or one with more potential to both improve the world and endanger it[1]” Zo’n technologie roept ethische vragen op.
Die vraag is niet “moet alles wat kan?” Of “moeten we dit wel willen?” De vraag is: het kan, hoe gaan we hier op verantwoordelijk mee om? Iemand die tegen de bioloog zegt dat hij of zij ‘voor God speelt’ en om die reden immoreel is, of refererend aan Frankenstein, betoogt dat deze biotechnologie onherroepelijk tot onheil zal leiden, oordeelt wel erg makkelijk. Dit is geen technologie waar je op voorhand zomaar ‘nee’ tegen kunt zeggen. Daarvoor zijn de mogelijke voordelen te groot. De bioloog die met behulp van biotechnologie malaria, de ziekte van Lyme of Zika voorgoed kan uitbannen, heeft iets in handen waar we serieus over na moeten denken. Is het inzetten van deze technologie een goed plan? Wat zijn de voor- en nadelen? Hoe staat het met het voorzorgsprincipe[2]? Is het wel mogelijk om de gevolgen voor het ecosysteem goed in te schatten?
Laat ik als voorbeeld de met uitsterven bedreigde kikkers nemen. Een van de casussen waar de tweedejaars biologen zich over hebben gebogen.
Kikkers en andere amfibieën worden op dit moment serieus bedreigt door Batrachochytrium dendrobatidis, een parasitaire schimmel die leeft in de huid van deze dieren. De schimmel veroorzaakt de ziekte chytridiomycose (chytrid). Doordat de schimmel groeit in het keratine, dat zich in de buitenste huidlaag van de amfibieën bevindt, wordt de huidademhaling en het immuunsysteem aangetast. Kikkers die gevoelig zijn voor de schimmel overlijden enkele weken na infectie. Een aantal kikkersoorten, waaronder de vroedmeesterpad, staat op het punt van uitsterven. Is het een goed plan om exemplaren van deze soort met behulp van CRISPR-technologie resistent te maken tegen de schimmel en zodoende de soort voor uitsterven te behoeden? Dat was de vraag die de studenten me voorlegden.
Een echt dilemma. Als we nietsdoen en de natuur haar gang laten gaan zal deze kikkersoort uitsterven. Met CRISPR-technologie kunnen we de kikker ‘helpen’. De vraag is of we daarmee ook de natuur helpen. Is het wel zo verstandig om in te grijpen in een evolutieproces?
Voor ons mensen is het heel lastig om toe te zien hoe een soort uitsterft. Nog moeilijker is het om niet in te grijpen als we de middelen hebben om dat proces tegen te gaan. Als filosoof vind ik de worsteling van de mens met natuurlijke processen fascinerend. Wij mensen hebben er grote moeite mee als iets in de natuur verloren gaat. Maar waarom vinden we het erg als een diersoort uitsterft? En maakt het uit of een soort uitsterft door een ‘natuurlijk’ proces, of door ons toedoen, zoals bij deze kikkers het geval is[3]? Hebben we een schade-aan- het ecosysteem-herstel-plicht? De natuur zelf zal het niet veel uitmaken of die kikker uitsterft of niet. Er ontstaat vanzelf weer een nieuwe natuurlijk evenwicht. Het gaat hier dus niet om de natuur zelf maar om een door ons zelf ingevuld ideaalbeeld van de natuur.
Wij hebben complexe opvattingen over wat natuurlijk is en wat goed is aan de natuur. Het is op zijn minst paradoxaal te noemen dat we ‘de natuur’ zo graag willen beschermen dat we daar biotechnologie voor willen inzetten. Enfin, ik denk niet dat het de biologen gaat lukken om die technologie niet te gebruiken. De wens om die kikker te helpen is te groot. Als we niet ingrijpen gaat de natuur achteruit. Dat is een vreemde gedachte.
[1] Michael Specter, Rewriting the Code of Life Through DNA editing, researchers hope to alter the genetic destiny of species and eliminate diseases, The New Yorker, 2 januari 2017.
[2] Het voorzorgsprincipe is een moreel en politiek principe dat stelt dat als een ingreep of een beleidsmaatregel ernstige of onomkeerbare schade kan veroorzaken aan de samenleving of het milieu, de bewijslast ligt bij de voorstanders van de ingreep of de maatregel als er geen wetenschappelijke consensus bestaat over de toekomstige schade. Het voorzorgsprincipe is vooral van toepassing in de gezondheidszorg en het milieu; het gaat daar in beide gevallen over complexe systemen waar ingrepen resulteren in onvoorspelbare effecten. Bron: Wikipedia.
[3] De schimmel is hoogstwaarschijnlijk door menselijk toedoen verspreid over de hele wereld. Australische wetenschappers hebben ontdekt dat handel in de Afrikaanse klauwkikker (Xenopus laevis) de boosdoener is. Vooral in de jaren 30 en 40 werden deze van nature resistente kikkers in enorme aantallen geïmporteerd vanuit Zuid-Afrika. Waarschijnlijk is de schimmel uiteindelijk in onze natuur terecht gekomen door de ontsnapte en vrijgelaten klauwkikkers Bron: Giesbers & Neijens, Kikkers lopen gevaar National Geographic NL talige versie 24 februari 2015.