Bron: DorasDolls
Fraudepreventie en de schijn van objectiviteit.
Onlangs werd bij de faculteit Geesteswetenschappen een plagiërende promovendus weggestuurd. Wat doet de universiteit eigenlijk om fraude te voorkomen? Mare maakte een rondgang. ‘Het systeem deugt niet.’
‘It is a bad day’, verzucht professor Ross, de president van een Amerikaans college, op het moment dat hij geconfronteerd wordt met een fraudegeval op zijn universiteit. Een ambitieuze en vlotbabbelende postdoc, ook nog eens het lievelingetje van de hoogleraar, heeft gerommeld met data in zijn als baanbrekend ontvangen onderzoek naar suikerziekte. Door de fraude trekt een grote financier zich terug. Gevolg: heel veel slechte publiciteit, een tekort van 30 miljoen dollar en een gesloten lab.
Plots klaart het gezicht van de professor op. ‘It didn’t really happen.’ Ross is namelijk slechts een personage in een computerspel. The Lab: Avoiding Research Misconduct wordt aangeboden op de site van het Integrity Office van de Amerikaanse overheid. Het is bedoeld om studenten en wetenschappers heelhuids door een ethisch mijnenveld te leiden. De speler kruipt in de huid van vier universitaire personages en moet proberen de schade door de fraude te minimaliseren. En dat is haast niet te doen.
Promovenda Kim Park ontdekt dat de frauderende postdoc haar data misbruikt in een wetenschappelijk artikel. Elke weg die ze kiest (niets zeggen, collega’s of de directeur van het lab informeren, de fraudeur direct benaderen) levert de nodige ellende op. Zelfs als ze de meest ethisch verantwoorde oplossing kiest (de zogeheten integrity officer van de universiteit op de hoogte stellen) komt ze in de problemen. Collega’s praten niet meer met haar, ze wordt het zwarte schaap van het lab. Pas na een moeizaam gevecht komt het goed met haar. De voice-over prijst haar ‘ethical leadership’.
‘Het spel is nogal realistisch’, zegt medisch bioloog en ethicus Ellen ter Gast. Zij doceert in Leiden ethiek aan tweedejaars biologiestudenten en gebruikte The Lab in haar colleges. ‘Ik verwachtte aanvankelijk Amerikaans klef moralisme: de integere promovendus vertelt wat er aan de hand is en daarna verloopt alles soepel. Dat is niet het geval. Het is heel pijnlijk allemaal.’
Toegegeven, dat het ook goed afloopt met een naar fraude en slodderwetenschap neigende postdoc zodra hij een integriteitbijeenkomst heeft bezocht ‘is dikke onzin’, zegt ze. ‘Iedereen kent de regels. Die zijn al decennia hetzelfde. Het systeem werkt gesjoemel in de hand. Het probleem is dat een onderzoeker vooral voor publicaties wordt beloond. Dat zorgt voor enorme competitie tussen wetenschappers. Het hoofd van het lab is alleen maar geïnteresseerd in resultaten en publicaties. Hij wil voorkomen dat hij wordt gescoopt. Op die plek heb je geen botte boer maar juist een aardig iemand nodig die de nadruk legt op andere zaken. Een wetenschapper die tijd voor zijn aio’s en postdocs heeft en die teamwork, collegialiteit en creativiteit belangrijker vindt dan publicaties en citatie-indexen. Alleen fraudeurs aan de schandpaal te nagelen, werkt niet. Dat is symptoombestrijding.’
Ter Gast vertelt dat haar studenten in hun eerste jaar al een vak krijgen waar ze leren foto’s, grafieken en data met Photoshop op te poetsen. ‘Dat is ook onderdeel van het systeem. Wetenschappelijke tijdschriften accepteren alleen artikelen met de mooiste foto’s en de best weergegeven data. Door al die nadruk op mooie resultaten krijgt een wetenschapper toch snel de neiging om punten die buiten de grafiek vallen te verwijderen. Die praat dat dan voor zichzelf goed: “Ach die metingen kloppen toch nooit helemaal. Of er is iets onbelangrijks misgegaan.”
Oud-rector magnificus en hoogleraar farmacologie, Douwe Breimer, gaf onlangs een lezing bij Geesteswetenschappen over integriteit. Hij erkent dat wetenschappers vaak onder grote druk staan. ‘Dat werkt verleiding in de hand. Maar dat mag nooit een excuus zijn om te bezwijken. Ik begrijp dat onderzoekers soms werken op het scherpst van de snede, maar je mag in geen geval over de grens gaan.’
Volgens Breimer moet er een werksfeer heersen waarin een promovendus wordt aangemoedigd om over mogelijk problemen te praten met collega’s, de promotor en de wetenschappelijke directeur. ‘Het ergste wat een wetenschapper kan overkomen is isolement. Een goede omgeving helpt. Elkaar aanspreken over resultaten werkt. Dat is een goed controlemechanisme. Dat vergt inderdaad een cultuur van vertrouwen. Daar moet het instituut zorg voor dragen.’
In zijn presentatie legt Breimer de nadruk op vijf principes: ‘Betrouwbaarheid, nauwkeurigheid, verifieerbaarheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Er zijn allerlei manieren waarop je in de knoop kan raken. Plagiaat is een duidelijk voorbeeld net als het verzinnen van data. Te hoge verwachtingen wekken, hoort daar ook bij. Henk Buck, hoogleraar organische scheikunde aan de TU Eindhoven, beweerde bijvoorbeeld een geneesmiddel voor aids te hebben, terwijl dat het reageerbuisstadium nog niet was gepasseerd.’ Maar het gaat ook om het goed bijhouden van data in ‘een labboek dat anderen kunnen controleren’.
Breimer noemt het recente plagiaatgeval bij Geesteswetenschappen ‘betreurenswaardig. Elk geval is er een teveel. Het is verontrustend dat zelfs bij de tweede kans er nog plagiaat in het proefschrift zit.’
In plaats van virtuele personages uit The Lab nodigt Ter Gast in haar colleges echte wetenschappers uit. ‘Een docent statistiek vertelde over een promovendus ecologie uit de derde wereld die na jaren in de jungle of de woestijn data verzamelen naar Nederland komt om zijn proefschrift te schrijven. Als de statisticus de gegevens krijgt, stelt hij vast dat ze geen interessant proefschrift of artikel opleveren Dat zegt hij tegen de promovendus. Maar voor hem en zijn familie hangt veel van de resultaten af: zonder goede data geen wetenschappelijke carrière.
‘De promovendus zegt prompt dat hij de verkeerde data heeft geleverd en dat hij snel met nieuw mooier materiaal komt. Dat is natuurlijk discutabel. Maar wat doe je dan? Die vraag stel ik aan mijn studenten maar ook aan mijzelf. Ik zou deze persoon niet aangeven. Dat is onwetenschappelijk. Maar maakt dat mij slecht mens? Ik denk aan de gevolgen voor de persoon. Alles in overweging nemende vind ik het moreel juist. Zo erg is het niet. Er worden geen bruggen op gebouwd, de wereld stort niet in.
‘Dit voorbeeld toont aan dat de sjoemelende wetenschapper niet per definitie slecht is. In mijn ogen deugt het systeem niet. De aio wordt beoordeeld op onderzoeksresultaten en niet op zijn kwaliteit als onderzoeker. Als hij eerlijk zou zijn, is dat het einde van zijn carrière.’
Dat is ethiek, aldus Ter Gast. ‘Het is niet zwart-wit en niet meetbaar. Hoogleraren houden daar niet van, ze vinden het geen wetenschap en willen objectieve maatstaven. Publicaties dus. En dan vooral veel. Het huidige systeem wekt slechts de schijn van objectiviteit. Professoren schrikken als ik hierover begin. Ze willen het liever niet horen.’
Door: Vincent Bongers // Bron: Mare