Het debat over biotechnologie wordt gedomineerd door angstvisioenen vol gekloonde mensen en monoculturen. De grote voordelen van biotechnologie raken daardoor uit zicht, stelt Ellen ter Gast.
Stel je voor dat we in de toekomst met behulp van een kleine wijziging in ons DNA onze huid structureel tegen de schadelijke effecten van UV-straling zouden kunnen beschermen. Dan zouden we nooit meer zonnebrandcrème hoeven te smeren of bang hoeven te zijn voor huidkanker. Goed nieuws zou je denken, een stap vooruit in de evolutie. Toch roept gentechnologie bij mensen meer weerstand op dan enthousiasme. Waarom eigenlijk? Waar zijn tegenstanders van biotechnologie bij mensen bang voor?
Als ik deze vraag stel tijdens mijn colleges bio-ethiek, volgt meestal na een korte stilte, een tegenvraag “maar u wilt toch niet dat er straks een wereld komt waar alleen plaats is voor supermensen, een wereld waar iedereen er het zelfde uit ziet?” Ik ben inmiddels goed op deze vraag voorbereid dus heb mijn wedervragen al paraat: “hoe zien die superman en die supervrouw er dan uit?” Het antwoord is even voorspelbaar als onwaarschijnlijk: “Brat Pitt.” Als ‘de mens’ mag kiezen dan wil ‘iedereen’ net zo slim, mooi en sterk zijn als hij.
Smaken verschillen
Maar waarom zou de samenleving bestaan uit een perfecte eenheidsworst als de mens de evolutie in eigen hand gaat nemen? Want dat houdt gentechnologie in feite in, het veranderen van de loop van de evolutie.
Los van de vraag of het technisch mogelijk is (dat is namelijk niet zo, onze genetische opmaak is veel te complex) lijkt het me nogal onwaarschijnlijk. In de eerste plaats omdat smaken verschillen. We hebben allemaal andere opvattingen over perfectie. Daarnaast denk ik dat de meeste mensen nogal huiverig zullen zijn om genen aan hun nageslacht toe te voegen. Je draagt toch meer verantwoordelijkheid voor de genen die je bewust aan je kinderen doorgeeft dan voor de genen die je via natuurlijke voortplanting doorgeeft aan je kinderen. Stel je voor dat het niet goed uitpakt. Ikzelf moet er niet aan denken dat mijn dochters topsporters zouden worden of hyperintelligent. Ik denk namelijk niet dat ze daar gelukkiger van zouden worden. Ik vind ze zo al perfect. Maar een vervelende ziekte bij een van hen die ik zonder risico’s of bijwerkingen met gentechnologie zou kunnen verhelpen? Ja natuurlijk, daar teken ik voor. En volgens mij ben ik geen uitzondering.
Juist daarover gaat biotechnologie bij mensen: over marginale verbeteringen (het verbeteren van een of twee genen) die mogelijk enorme verbeteringen in de kwaliteit van het leven zullen meebrengen. Door biotechnologie kunnen we ons bevrijden van het juk van de genetische loterij. Waarom mogen we onze kinderen niet met behulp van de biotechnologie geven wat anderen van de natuur krijgen?
Vleeskippen
De toepassing van biotechnologie bij dieren of planten is een heel ander verhaal. Daar liggen geen grenzen die worden ingegeven door zorg om ons eigen kroost. Daar is het niet onze eigen genenpool die op het spel staat. Daar gaan ‘we’ dan ook een stuk roekelozer te werk. De dieren en planten die we met biotechnologie verbeteren zijn primair bedoeld om op te eten (koeien, varkens, mais) of om naar te kijken (tulpen, goudvissen) of dienen als studiemateriaal (muizen en ratten).
Dat ‘verbeteren’ van planten en dieren door selectief te kruisen, ook wel klassieke veredeling, doet de mens al duizenden jaren. Dat heeft een zichtbaar effect op de evolutie. Die effecten zijn divers. Wie een hondententoonstelling bezoekt zal zich verbazen over de grote variëteit. Melkkoeien en vleeskippen lijken juist weer vreselijk veel op elkaar. Maar voor zowel honden als landbouwhuisdieren geldt dat ze last hebben van inteelt. Er zijn hondenrassen en koeienrassen die zich alleen met behulp van keizersnede kunnen voortplanten. Geen verbetering van de soort lijkt me.
Of planten lijden onder de klassieke veredeling kan ik niet weten, maar het is een feit dat het moderne mais meer opbrengt dan de oermais waar het allemaal mee begonnen is. En ik vind het leuk dat er zoveel verschillende tulpen bestaan. Maar het is ook bekend dat te veel monocultuur (allemaal genetisch identieke gewassen) grote risico’s met zich meebrengt. Die gewassen zijn minder weerbaar tegen parasieten. Dat is een punt van zorg.
Gezonde genenpool
De grote vraag is of biotechnologie deze effecten van menselijk ingrijpen in de evolutie zal verergeren of verbeteren. Ik denk dat het effect uiteindelijk positief zal zijn. Door het onderzoek in de biotechnologie leren we veel over de evolutie en over het belang van een gezonde genenpool. Deze kennis is voor iedereen van belang. Maar dan moeten we die kennis wel juist inzetten. Dat geldt in het bijzonder voor de Monsanto’s en DuPont’s van deze wereld, waar veel kennis over biotechnologie en macht over die kennis is geconcentreerd. Maar het geldt ook voor kippenfokkers in Mexico en Thailand. Door het high tech onderzoek in de biologie is het mogelijk om te begrijpen waarom bepaalde praktijken in de kippenindustrie echt gevaarlijk zijn.
Uiteindelijk gaat het om verstandig gebruik van de biotechnologie. Neem bijvoorbeeld de toepassing van biotechnologie in het proces van klassieke veredeling. Het is mogelijk om met behulp van markertechnologie op efficiënte wijze genen van inheemse soorten weer te (terug)kruisen zodat gewassen beter bestand zijn tegen de condities van bepaalde onherbergzame streken. Het resultaat van dit onderzoek is geen transgene of gemanipuleerde plant. Maar zonder biotechnologie was het niet gelukt.
Geen doemscenario’s
De vraag is dus niet hoe we biotechnologie kunnen uitbannen maar hoe we kunnen regelen dat biotechnologie goed wordt ingezet. Hoe we er voor kunnen zorgen dat iedereen op gelijke wijze kan profiteren van biotechnologische kennis? Wetenschappers spelen daarin een belangrijke rol. Bijvoorbeeld door kennis te delen via open source communities. Ook het publiek en de milieubeweging hebben een taak.
Maar het debat moet op een veel hoger niveau worden gevoerd. Met eenzijdige doemscenario’s over biotechnologie komen we er niet. Een kritische massa die zich op politiek niveau kan laten horen, kan alleen ontstaan als mensen goed geïnformeerd zijn. Met het hoge aantal anbiobetisten – een term die ik gebruik om de gebrekkige kennis over biologie te duiden – in ons land zie ik dat voorlopig niet gebeuren.
Biotechnologie gaat niet over schaap Dolly, stier Herman of een wereld vol met Brad Pitts, maar over hoe we met goed gebruik van biologische kennis grote uitdagingen als de energiecrisis, vergrijzing of het wereldvoedselprobleem te lijf kunnen gaan.
Dr. Ellen ter Gast is medisch bioloog en filosoof. Ze werkt als zelfstandig onderzoeker, docent en adviseur.
Bron: Milieudefensie Magazine