Het zinvolle debat over proefdiergebruik wordt niet met de maatschappij gevoerd.
Dierproeven roepen onze weerzin op. Volgens filosofe Ellen ter Gast omdat ze ons confronteren met onze biotechnologische toekomst. Ter Gast ergert zich ‘groen en geel’ aan het debat naar aanleiding van de affaire in Venray, waar een projectontwikkelaar zich terugtrok na fysieke bedreigingen door dierenactivisten.
‘Zoiets ondermijnt de democratische beginselen van onze samenleving. Dat is gewoon terreur. Ik begrijp heel goed dat veel mensen moeite hebben met dierproeven. Maar het is wel heel gemakkelijk om ‘ethisch te scoren’ als je weigert in te gaan op de redenen waarom dierproeven worden uitgevoerd en onderzoekers afschildert als ‘dierenbeulen’. Dieronderzoekers zijn geen dierenbeulen.’
‘Ik ben zelf opgeleid als medisch bioloog en heb ook met proefdieren gewerkt. De medisch biologen die ik ken, worden bij uitstek gekenmerkt door een hoge mate van idealisme. Een bijdrage leveren aan de geneeskunde, de gezondheid van de mens, is naast een wetenschappelijke nieuwsgierigheid hun belangrijkste drijfveer. Afgeschilderd worden als dierenbeul is juist voor deze groep heel pijnlijk.’
‘Omgekeerd vind ik het ook niet juist om als reactie op dit soort kritiek dierproeven te bagatelliseren met uitspraken als ‘al deze dierproeven zijn noodzakelijk om een medicijn te vinden tegen kanker of Alzheimer’. Over het nut en de noodzaak van sommige dierproeven valt nog best te debatteren. Maar aangezien het debat zo gepolariseerd is en onderzoekers naar mijn mening totaal schuw geworden zijn, wordt het zinvolle debat alleen binnen de beroepsgroep gevoerd en niet met de maatschappij.’
Maar is de beroepsgroep in staat om te beoordelen wanneer proeven overbodig zijn? Kunnen we erop vertrouwen dat biomedici het gebruik tot het nuttige minimum beperken?
‘In ieder vakgebied zijn er blinde vlekken ten aanzien van ethische of maatschappelijke vragen over de eigen beroepspraktijk. Dat heeft te maken met gewenning en tradities. Dat betekent niet dat onderzoekers niet te vertrouwen zijn; ze zien het op een gegeven moment niet meer. Daarom is het altijd zinvol om buitenstaanders erbij te betrekken.’
‘Er wordt nu wel heel gemakkelijk gezegd dat leken het niet kunnen beoordelen omdat de proeven te specialistisch zijn. Ik vind dat jammer. Daarnaast denk ik dat er ook meer tijd in ethische discussies op de werkvloer mag worden gestoken. Maar dan niet, zoals nu, aan het einde van het proces bij het indienen van een aanvraag bij de Dierexperimentencommissie (DEC). Dat zou op een veel eerder tijdstip en op een meer strategisch niveau in het plannen van het onderzoek moeten zijn.’
U heeft filosofisch onderzoek gedaan naar onze relatie met het proefdier muis. Waarom?
‘Omdat dit het dier is dat als eerste biotechnologische ingrepen heeft ondergaan. De laboratoriummuis is het eerste zoogdier waarbij het DNA door mensen is gemanipuleerd. Die muis is als het ware het oefenmateriaal voor biotechnologen. Alles wat we ooit op de mens willen toepassen, zal eerst op de muis worden getest.’
‘In mijn proefschrift beschrijf ik een aantal supermuizen om te illustreren waar biotechnologie toe kan leiden. Een van die gemanipuleerde muizen is He-man muis. Deze heeft na twee jaar 60 procent meer spiermassa dan zijn broertjes en zusjes die deze behandeling niet hebben ondergaan. Vooral vanuit de sportgemeenschap, denk aan gewichtheffers en body builders, is heel enthousiast gereageerd op deze muis. Dat geeft aan dat er draagvlak is voor gendoping. Als het veilig is en effectief, waarom niet?’
Dat klinkt alsof u het eens bent met de filosoof Bernard Rollin, die stelt dat alle ethische bezwaren tegen genetische manipulatie onhoudbaar zijn. Alleen bezwaren met betrekking tot dierenwelzijn zijn volgens hem relevant.
‘In een van zijn beschouwingen over biotechnologie bij dieren stelt Rollin voor om een kip te produceren die geen nesteldrang meer zou hebben. Die zou daarna niet ongelukkig zijn in een legbatterij omdat haar natuurlijke drang tot nestelen niet meer zou bestaan. Veel mensen hebben net als ik moeite met een dergelijk experiment maar Rollin stelt dat eventuele bezwaren niets met ethiek te maken hebben; dat het gaat om esthetische bezwaren. We zien nu eenmaal liever een kip op een nest dan broedend op een stalen rek. Dat ben ik niet met hem eens. Stel dat je dieren kunt maken die niets meer voelen, dat zouden toch ideale proefdieren zijn? Ik vind dat geen prettig idee. Maar een muis als He-man roept bij mij geen weerstand op, omdat hij me fascineert. Dat dit kan! Maar hij fascineert me ook vanwege zijn publieke ontvangst. Normaal krijgen labmuizen geen aandacht. Laat staan dat ze naar een superheld worden vernoemd.’
U betreurt het dat wetenschappers schuw zijn geworden. Gebeurtenissen als in Venray zullen dat alleen maar versterken. Hoe dit aan te pakken?
‘Onderzoekers praten niet graag over hun dierproeven. Maar daardoor blijft ook de biotechnologie buiten het blikveld. Dat vind ik een slechte zaak. Je krijgt straks een vreemde tweedeling met aan de ene kant experts die de technieken beheersen en over actuele kennis beschikken en aan de andere kant de ‘anbiobeten’ die straks misschien echt worden overvallen door de biotechrevolutie en opeens keuzes moeten maken waar ze niet op zijn voorbereid.’
‘Ik denk dat het van groot belang is dat het draagvlak voor en kennis over het biomedisch onderzoek wordt vergroot. Daartoe zullen onderzoekers toch meer open moeten zijn over hun dierproeven. Maar dit kan alleen wanneer zij zich veilig voelen. Het zou fijn zijn als de Nederlandse burgers en de politiek zich openlijk distantiëren van het dieractivisme en de onderzoekers steunen. Dat lijkt mij een noodzakelijke voorwaarde voor een echt open debat over biotechnologie en proefdieren.’
‘Daaraan wil ik graag een frisse bijdrage leveren, om te beginnen door het oprichten van een standbeeld voor de genetisch gemodificeerde laboratoriummuis.’ ‘Er moet een standbeeld worden opgericht voor de laboratoriummuis’
Door: Marcel Hulspas // Bron: De Pers