Bij de Regenboog Groep, een opvang voor dak- en thuislozen en harddruggebruikers in Amsterdam werken kunstenaars samen met studenten van de kunstacademie en bezoekers van het inloophuis Blaka Watra. Samen vormen ze de Rainbow Soulclub. De Rainbow Soulclub is in 2005 opgericht door kunstenaarsduo Saskia Janssen en George Korsmit. De activiteiten van de Soulclub bestaan uit wekelijkse ontmoetingen en samenwerking tussen kunstenaars, studenten van de kunstacademie en dakloze bezoekers van het inloophuis. De ontmoetingen vinden plaats in het inloophuis en gebruikersruimte van de stichting. Uitgangspunt voor de ontmoetingen is wederzijdse nieuwsgierigheid naar, en interesse in elkaars leven. Hierbij is het streven dat beide groepen evenveel hebben aan de ontmoetingen. Kunststudenten begeven zich tijdens hun opleiding voornamelijk in de beschermende en veilige omgeving van de academie. Hun sociale omgeving en bestaat voornamelijk uit medestudenten. De sociale omgeving van de cliënten van de inloophuizen en gebruikersruimtes daarentegen bestaat vooral uit medegebruikers, mededaklozen en hulpverleners. Deze twee groepen maken bij de Rainbow Soulclub dus kennis met ‘vreemden’, mensen die ze normaal gesproken niet snel zouden ontmoeten.
De Rainbow Soulcub bestaat inmiddels al meer dan 15 jaar en draait volledig op vrijwilligers. Dat is een bijzondere prestatie. Wat is het geheim van de club? Wat doet de Rainbow Soulclub? Wat maakt dat de club een kunstproject is en niet iets anders? Wat betekent de Rainbow Soulclub voor de dakloze bezoekers van het inloophuis, de studenten van de kunstacademie en de twee initiatiefnemers, de Amsterdamse kunstenaars Saskia Janssen en George Korsmit? En tot slot, welke wijze lessen hebben de leden van de Soulclub voor anderen? Op zoek naar het antwoord op deze vragen sprak ik vele uren met Saskia en George en leden van de Soulclub. Ze vertelden me een uniek verhaal over toffe exposities, wonderlijke activiteiten, excursies naar musea, maar vooral een verhaal over vriendschap, trouw en vertrouwen.
Een kunst en solidariteits collectief
Dat de vraag “wat is de Rainbow Soulclub?” niet is zo eenvoudig te beantwoorden is wordt me al snel duidelijk. Het is vooral heel veel niet. Na vele pogingen het een naam te geven kiest Saskia voor “een sociaal artistiek collectief dat uiteenlopende activiteiten onderneemt.” Allereerst is er de tekentafel. Iedere maandag komt de Rainbow Soulclub bijeen in het inloophuis Blaka Watra. Daar ontmoeten de leden van de club elkaar en maken ze samen werken. Ieder heeft zijn eigen beeldtaal, zijn eigen specialisme. Daar aan die tekentafel ontstaan de vriendschappen en worden plannen gesmeed.
De Soulclubbers ondernemen samen dingen, zo leggen Saskia en George me uit, die ze zonder de ander nooit zouden doen. Alle ideeën -uit diverse hoeken – worden serieus onderzocht, en indien mogelijk ook daadwerkelijk samen uitgevoerd. Dat leverde de afgelopen jaren een grote verscheidenheid aan projecten op. De club gaf kranten uit, maakte een boek, voerde acties in Amsterdam, schilderde samen en schreef brieven, musiceerde, maakte keramiek en installaties en kleding. Zelfs hypnosesessies en het uitstralen van kosmische energie behoorden tot de activiteiten. Ook gaat de Rainbow Soulclub regelmatig op field trip naar musea en exposities en maakten soulclubbers werkreizen met de groep naar Ghana en Suriname.
Sinds 2017 dragen de acties of evenementen de titel rearrangement of priorities en worden ze genummerd. Die titel zegt veel over de leefwereld van mensen die dakloosheid ervaren. “Bezoekers van inloophuizen moeten dagelijks hun prioriteiten herarrangeren” vertelt Saskia me. “Wat prioriteit heeft kan per dag anders zijn en is voor iedere persoon verschillend”. Ze maakt een opsomming van prioriteiten: douchen, telefoon, slaapplaats, de juiste documenten, rust, herstel van familiebanden, naar de dokter of tandarts gaan , gezonde voeding, een BSN nummer. Ook schone kleren staat op de lijst. Sommige mensen denken dat mensen die dakloos zijn geen behoefte zouden hebben aan schone kleren. Dat is een vreemd vooroordeel. Ook iemand die dakloos is, of misschien wel juist iemand die dakloos is, wil er gewoon goed uit zien.
Om die reden hangt er in het inloophuis een kledingrek met schone en gestreken kleren. Iedereen mag daar kleding van pakken. De kleding die wordt achtergelaten wordt gewassen en komt later weer aan het rek te hangen, voor een volgende bezoeker die graag wat schoons aantrekt. Een prachtig voorbeeld van circulair gebruik van kleding.
Het kledingrek is ook te zien bij Rearrangement of priorities #9 (home). Het kledingrek dat normaal in de inloop staat, is hier tijdelijk in een publieke, ruimte geplaatst. Het kledingrek was al eerder op locatie in het Amsterdamse bos, tijdens Cure park in 2017. Ook daar werden bezoekers van het festival uitgenodigd om kleding te ruilen. Lever je eigen kleren in en trek iets aan van het kledingrek. Als bezoeker deel je je kleding met de leden van de soulclub. Je draagt die dag dan dus kleding die op andere dagen door een bezoeker van het inloophuis wordt gedragen. Jouw kleding krijgt een nieuwe bestemming. Zo wordt je als ‘gewone Amsterdammer’ ook even deelnemer van de Rainbow Soulcub.
Het is een kunstproject
In 2005 toen de club voor het eerst bij elkaar kwam waren Saskia en George beiden nog docent aan een kunstopleiding. De directe aanleiding voor de Rainbow Soulclub was een behoefte buiten de academie iets met kunststudenten te doen. “Hun wereld is zo klein.” “Onze studenten zitten soms te veel in hun eigen bubbel, in hun eigen kring met andere kunstenaars, ze moeten leren om ook daarbuiten te kijken.” Zo ontstond het idee om bij Blaka Watra met de tekentafel te beginnen. Het idee was simpel. Kunststudenten werden gekoppeld aan een bezoeker van het inloophuis. Een keer per week moesten ze samen komen en iets doen. Ze moesten samen een werk maken. Het was dus niet de bedoeling dat de kunststudent een werk maakte over daklozen. Hij of zij moest samen met een dakloze een werk maken. Wat precies, dat deed er niet toe. Meedraaien bij de Rainbow Soulclub is een waanzinnig leerzame ervaring voor jonge kunststudenten, maar niet iedere student is er geschikt voor. De student die het kleding had ontworpen en daar een modeshow/fotoshoot wilde organiseren werd teleurgesteld in haar ambities. Het fotomodel kwam niet opdagen. Je moet het echt samen doen. “Het zijn vaak de stille minder aanwezige studenten waar we het meest mee bereiken, die het langste bij de club blijven” aldus George.
Een soulclubber, een van de kunststudenten van het eerst uur, vertelde me dat ze in het begin onzeker was over haar bijdrage. “Ik deed eigenlijk niets. Ik zat daar gewoon. Beetje praten en koffie drinken.” Antwoord geven op de vraag wat voor kunstwerk ze daar toen had gemaakt voor de kunstacademie kon ze niet. Ze had veel moeite met het schoolse karakter van de opleiding en vond Blaka Watra een fijne plek. Volgens Saskia was ze “een van de meest getalenteerde studenten van de soulclub.”
De initiatiefnemers zijn kunstenaars en de helft van de deelnemers is student aan een kunstacademie. Is de Rainbow Soulclub daarmee een kunstproject? Iedereen die ik die vraag stelde zei zonder twijfel en volmondig ‘ja’. Maar uitleggen waarom precies kon daarentegen niemand. Het is gewoon zo, de Rainbow Soulclub is kunst. Als de Rainbow Soulcub een kunstproject is. Wat maakt het dan tot een kunstproject vroeg ik me af. Als ik de ‘is het kunst?’-vraag stel doe ik dat om de essentie van de Rainbow Soulclub te begrijpen. Niet om het fenomeen kunst beter te begrijpen. Wat voor soort kunst is de Soulclub? vraag ik Saskia en George. Het is geen vraag waar ze warm voor lopen. “Wat doet het er toe?” In het gesprek dat volgt komen verschillende termen voorbij. ‘Community art’[1]valt direct af.Saskia en George zijn er stellig over “wat wij doen is geen community art!” Ook de noemer social design[2]past niet bij de Rainbow Soulclub. “Alsof je de sociale werkelijkheid wil engineeren, dat is nu juist niet de bedoeling!”
Ik denk dat de definitie die design en media socioloog Theo Ploeg geeft aan kunst het meest recht doet aan de Rainbow Soulclub. Volgens Ploeg is het de taak van de kunstenaar om te laten zien dat een andere werkelijkheid mogelijk is. Deze definitie lijkt me van toepassing op de Rainbow Soulclub. Bij de Soulclub vinden, omdat Saskia en George dat zo arrangeren, ontmoetingen plaats die anders niet hadden plaatsgevonden. Tussen kunststudent en daklozen, tussen leden van de Soulclub en een breder publiek. Het gaat om waardevolle ontmoetingen. De Rainbow Soulclub laat een andere werkelijkheid zien, of misschien beter, het laat een werkelijkheid zien waar we anders onbewust aan voorbij lopen. Dat die ander een waardevol persoon is. Een werkelijkheid waar je even bij stil mag staan. Zonder oordeel. Waar het niet gaat om wat je bent, maar om wie jij bent.
Het resultaat waar het om draait in dit kunstproject is niet de tekening of de expo, het resultaat is een toestand, een inzicht, een ervaring, een ontmoeting en de energie die je daarbij voelt. Saskia en George worden er zelf heel blij van. Studenten ook. Dat gevoel, dat inzicht, of die ervaring kun je niet in een catalogus afbeelden, bij Christies veilen of aan de muur hangen. Het resultaat zit in de beleving en de herinnering van de soulclubbers. In het geval van de studenten een ervaring die ze de rest van hun leven bijblijft, een mildere blik, de eye opener. Voor de daklozen misschien het gevoel dat ze erbij horen, dat ze niet anders zijn of minderwaardiger dan de anderen, voor Saskia en George zijn het de bijzondere ervaringen. Ze maken zo veel leuke dingen mee. Ze hebben het goed. En om die reden is de Rainbow Soulclub waardevol.
Geen agenda
De Rainbow Soulclub is geen tijdelijk ‘project’ met een begin- en een einddatum. Er was wel een begin. Maar een einddoel dat buiten de club zelf ligt is nooit geformuleerd. Niets hoeft, benadrukken Saskia en George me keer op keer. Dat is het uitgangspunt. Er is geen druk en er zijn geen (be)doel(ing)en achter de Rainbow Soulclub. En wat ook heel belangrijk is, er is geen agenda. “Ook al is er een expositie gepland en wordt er gewekt aan een groter gemeenschappelijk werk, de agenda blijft bij ons.” Saskia en George Ze zorgen niet voor de daklozen en ze zijn ook niet ‘de managers’ van de Rainbow Soulclub. “Ze moeten al zo veel” hoor ik Saskia regelmatig zeggen. “We zijn geen maatschappelijk werkers. “We verkopen ook geen schilderijen van daklozen.” En al zijn ze beiden ook docent in het kunstonderwijs, in de inloop stellen ze zich niet op als docenten. “We komen er niemand iets leren en we komen ook niets halen.” Wat doen ze dan wel? Wat is hun rol? Sommigen noemen Saskia en George de curatoren van de Rainbow Soulclub. Anderen spreken over de onzichtbare regisseurs van een kunstproject. “Het lijkt alsof er geen regels zijn, er geen regie is.” Maar die regie is er wel, alleen deelnemers voelen het niet zo. Dat is de kunst.
Voor de bezoekers van Blaka Watra was het misschien niet meteen duidelijk wat Saskia en George deden daar aan die tekentafel en waarom ze daar waren. “Ik vroeg me af wat er achter zat, wat hun motieven waren.” Zo vertrouwde een van de bezoekers me toe. Tot zijn verbazing ontdekte hij al snel dat er niets achter zit. “They are real. What they do is real.” En ze doen het met liefde. “The Rainbow Soulclub is love”. Door de ontspannen sfeer die Saskia en George creëren, het doet denken aan een soort mediatie, kunnen de leden van de soulclub op een dieper niveau contact maken met anderen, en met zichzelf. Vertrouwen is belangrijk. Vertrouwen bouw je langzaam op. De Rainbow Soulcub draait op leden die trouw zijn aan de club.
Rollen omdraaien
‘Gewone’ mensen, mensen die in een huis wonen, kunnen van alles leren van daklozen. Daklozen, Saskia noemt ze liever ‘personen die dakloos zijn’[3], zijn goed in improviseren, meegaan met de flow en plannen bijstellen. Dat moet ook wel want vaak leven ze van dag tot dag, of van week tot week, zonder echt ver vooruit te kunnen kijken. En ze zijn goed in relativeren. “Wat wij soms een enorme ramp vinden is voor hen maar een minor issue, er zijn ergere dingen in de wereld.”
Verder zien Saskia en George dat vooroordelen verdwijnen als je daklozen persoonlijk ontmoet en echt met ze praat. Als studenten, of andere gasten, voor de eerste keer in een inloophuis komen zijn ze vaak wat onwennig, misschien zelfs een beetje bang of op zijn minst op hun hoede. Dat geldt helemaal voor de gebruikersruimte. Maar meestal is de ontvangst hartelijk en zijn cliënten heel gastvrij, bieden ze koffie aan en schuiven een stoel bij en hebben ze wel zin in een gesprek. “We laten graag zien dat dakloze mensen in de eerste plaats mensen zoals jij en ik zijn. Mensen die ergens in het leven een afslag genomen hebben, of moesten nemen, waardoor ze in deze situatie zitten van waaruit het heel moeilijk terugkeren is.”
Dit soort inzichten maakt dat de Rainbow Soulclub ook waardevol is voor niet-leden. De bijzondere wijsheid van dakloze soulclub leden vormt het uitgangspunt van de ‘performance’ Free Advice, die ook te zien is bij Rearragement of priorities # 9. Tijdens deze performance zitten leden van de Rainbow Soulclub ergens op locatie met twee krukjes en een bord met de tekst “Free Advice”. Op het lege krukje en ontvangen zij één op één een deelnemer uit het publiek voor een gratis ‘adviessessie’. Verschillende leden van de soulclub hebben ieder hun eigen specialiteit. Het advies dat ze geven kan gaan over het leven in het algemeen, of specifiek over financiële kwesties, of liefde. Ook voor meer filosofische vragen kun je terecht bij de daklozen voor free advice. “Het idee hiervoor is simpel en doeltreffend: we draaien de rollen om, een dakloos persoon als raadgever in plaats van iemand die hulp nodig heeft. Ook van een dakloos persoon kun je van alles leren.” En alhoewel deze gesprekken volstrekt vertrouwelijk zijn, horen Saskia en George regelmatig van publiek dat het veel stof tot nadenken gaf. “Als je alle koppels tegelijk ziet, zie je eigenlijk niet meer wie er dakloos is en wie niet. En dat doet er ook niet toe, het gaat om de gesprekken.”
No Spang
Ik vraag Saskia en George wat ze zelf hebben geleerd van de mensen van het inloophuis. De belangrijkste les die Saskia persoonlijk meekreeg van een Soulclub lid ging over grootmoedigheid, los laten en verlies. Rainbow Soulclub member Govert had een prachtig boek, zelf gemaakt. Het bevatte honderden bladzijden met minutieus handgeschreven teksten en tekeningen. “Een heel systeem was het. Het was echt prachtig, een levenswerk waaraan hij jaren had gewerkt en dat hij iedere dag bij zich had. Op een dag verdween het van tafel in de inloop toen hij even naar de toilet was. Meegenomen of weggegooid door iemand, we weten het nog steeds niet. Even was het verdriet groot maar na een dag besloot Govert dat het zo was en dat er niets anders opzat dan het gewoon los te laten en met goede moed opnieuw te beginnen, zonder een spoortje bitterheid. Het was loslaten met hoofdletter L! It’s a humbling experience.”
George noemt solidariteit als meest opvallende kwaliteit van personen die dakloos zijn. “Ik heb al zo vaak gezien dat iemand die zelf in een hele moeilijke situatie zit, het zelfs nog kan opbrengen om iets voor een ander te doen. Bijvoorbeeld een laatste bord eten te delen of een fijne jas weg te geven. We horen het ook wel eens van soulclubbers, dat ze nu meer solidariteit ervaren dan voordat ze in deze situatie zaten. Ook al heb je weinig, zelfs dan is het mogelijk om te delen met wie nog minder heeft.”
Maar misschien wel het meest wezenlijk dat Saskia en George hebben geleerd in die jaren dat ze samen met de bezoekers van het inloophuis en de studenten de Rainbow Soulclub vormen is dat ieder mens een innerlijke bron van fantasie en verbeelding heeft. “Het eerste wat mij opviel in het inloophuis is dat iedereen wel iets maakt, dat kan van alles zijn, muziek, tekeningetjes, korte (of lange) teksten.” vertelde Saskia me. Je kunt een mens alles afnemen maar zijn innerlijke creativiteit blijft behouden. Die creativiteit is een belangrijk ingrediënt van de club. Ieder mens heeft het vermogen tot expressie. Misschien spreken we een andere taal of hebben we een andere smaak, zoiets als liefde of gevoel voor cultuur hebben we allemaal. Dat is de reden dat de tekentafel zo goed middel is om contact te maken. ‘No spang’ krabbelt een van de deelnemers onder al zijn kleine tekeningen. Dat is Surinaams voor ‘maak je niet druk’.
Dit interview is gepubliceerd in de bundel Radicale Verbeelding, explorerend onderzoek naar sociale kunstpraktijken onder redactie van Tina Lenz juni 2022 Vriendenloterij Fonds
[1] Volgens het Amsterdams Fonds voor de Kunsten worden onder community art kunstvormen verstaan waarbij een of meer professionals in de kunsten samenwerken met burgers om een kunstwerk in de (semi-)openbare ruimte tot stand te brengen rondom een sociaal en/of maatschappelijk vraagstuk.
[2] Volgens advies Bureau Twijnstra en Gudde is social design een effectieve manier om een oplossing te vinden voor taaie maatschappelijke vraagstukken. Of het nu gaat om stedelijke ontwikkeling, onderwijsvernieuwing, transitie in de zorg, klimaatadaptatie of de hinder die omwonenden ondervinden van een groot bouwproject. Social design helpt om dergelijke vraagstukken op een andere manier aan te pakken. Met de frisse blik van ontwerpers, in volwaardige co-creatie met de eindgebruikers komen ze tot oplossingen.
[3] Woorden kunnen pijn doen. Tijdens de gesprekken die ik voerde met de leden van de Rainbow Soulclub werd me steeds duidelijker dat ‘dakloze’ een beladen term is. Wanneer we dakloze zeggen is het net alsof dakloos zijn een wezenskenmerk is van een bepaalde groep mensen. Dat is het niet. Dakloos zijn is een (tijdelijke) toestand waarin iemand zich bevindt. Een toestand waarin iemand ‘dakloosheid’ ervaart. Het kan iedereen overkomen, ook je broer, je nicht of je oom. Bijvoorbeeld als gevolg van een nare gebeurtenis, denk aan scheiding, schuld, verlies van een dierbare en bijkomstige psychische problemen. In ons taalgebruik maken we onbewust onderscheid tussen verschillende groepen mensen die dakloos zijn. Er is gevoelsmatig een groot verschil tussen een Amsterdamse dakloze en een dakloze Amsterdammer. Dat is problematisch. Voor de bezoekers van het inloophuis, die worden aangeduid als ‘Amsterdamse daklozen’, is dat stigmatiserend. Want het gaat om de mens, het individu, niet om de situatie waarin hij of zij zich bevindt. Als we het hebben over een dakloze, zien we dan nog de mens?
In praktijk blijkt het lastig om de term dakloze niet (meer) te gebruiken. We zijn gewend aan het woord en zinnen met ‘personen die tijdelijke een toestand van dakloosheid ervaren’ lopen niet lekker. Dus ook in deze tekst komt het begrip nog een enkele keer voor.